Seinen en Opnemen 2
Overweging naar aanleiding van een artikel in Electron van september 2019
Bij het leren seinen met behulp van de gewone handsleutel is het aanleren van een juist en reproduceerbaar ritme van essentieel belang. Dat stelde ik vorig jaar al in het eerste deel van Seinen en Opnemen. (Hier terug te lezen)
Bij de professionele opleiding die ik zelf volgde in 1965 hebben de strepen een lengte van driemaal de puntlengte. Dit is de basis, die tijdens de telmethode door training zeer nauwkeurig kan worden vastgelegd in de polsbeweging.
Snelheid versus gevoelswaarde
Het gaat in het begin niet om de snelheid maar de op- en neergaande gevoelswaarde (ik noem dit de fysieke polswaarde) welke weg en in plaats daarvan: die het verschil tussen de punt, de streep, de onderlinge waarden van één” punt, van drie punten of van zeven punten maakt.
Deze fysieke polswaarde leer je het best aan door langdurige oefening. Tijdens de opleiding werd die gecontroleerd door een Siemens & Halske papierschrijver.
Tijdens de tel-trainingen had de papierschrijver uiteraard geen enkele toegevoegde waarde. Alle geproduceerde getelde tekens hadden de gewenste tussenruimten en de geproduceerde morsetekens waren altijd goed!!
Twee uur per dag
Wij telden door tot een gemiddelde snelheid van 60 tekens per minuut. Een woordlengte werd gemiddeld gesteld op 5 tekens per woord. We telden dus 12 woorden per minuut. Klassikaal, met circa 25 studenten, werd er dagelijks zo’n twee uur hardop geseind.
Bij het opnemen van de morsetekens werden door ze eerst handmatig geseind door de leraar. Zodra wij bekend waren met alle tekens, inclusief de leestekens, maakten we gebruik van de zogeheten Creed-machine. Deze stond op de laagst mogelijke snelheid. Ik kan mij herinneren dat dit 5 woorden per minuut was.
Er werd opgenomen met 5 woorden per minuut, waarbij de onderlinge afstanden tussen de tekens afzonderlijk (streeplengte oftewel 3x puntlengte) en tussen de woorden (7x puntlengte!) precies gelijk waren, aan de wijze van handmatig seinen die wij ons met de telmethode aanleerden. En of dit nu verstaanbare taal was, of de zogenaamde codetaal, dat maakte niet uit!
Beginnen op kladpapier
Wij schreven de ontvangen teksten op kladpapier. Je had dus geen tijd om na te denken!! Je hoorde het teken, dat werd opgeschreven en gelijktijdig moest je luisteren naar het volgende uitgezonden teken. Dat was de methode van trainen met de toen beschikbare middelen.
Tijdens de opleiding werd tevens het typen aangeleerd. Dit was een onderdeel van de opleiding dat werd afgesloten met het officiële examen machineschrijven.
Later door met typen
Nadat wij bij een snelheid van zo’n 12 woorden per minuut konden opnemen, en er met diezelfde snelheid geseind werd met de telmethode, gingen wij over op opnemen met de schrijfmachine. Ook het tellen bij het seinen werd na circa driekwart jaar losgelaten en gingen we op ons ontwikkelde ritmegevoel verder handmatig seinen. Maar dan nu wel zeer nauwkeurig gevolgd door de papier-schrijver (mechanische die machine van Siemens & Halske).
De docent had een schakelpaneel waar hij elke gewenste student kon beoordelen op zijn seinschrift. Niet goed of discutabel…. je werd teruggefloten en kon opnieuw gaan tellen, totdat je het goed deed. Dan pas mocht je weer verder. Er waren ook studenten die er voortijdig mee stopten omdat ze het ritme van de punten en juiste lengte van de strepen gevoelsmatig niet aangeleerd kregen!!!
Die verdraaide V
Eén van de tekens, die aangaf dat je verkeerd ging, was de letter V. Dan werd de derde punt van het V-teken afwijkend in lengte ten opzichte van de eerste twee punten. Dit was onacceptabel en je kon overnieuw beginnen met het tellen van de tekens, totdat de V erin zat! (Wat hiervan de oorzaak was, is mij nooit duidelijk geweest. Als dit bij een student gebeurde, gaf dit een achterstand in het doen van het officiële examen van gerust een half jaar of meer!)
Let wel…ik spreek hier medio jaren ’60 waar wij de opleiding kregen, gegeven door in de praktijk geschoolde docenten, oud-marconisten van de koopvaardij of Koninklijke Marine. Waarvan de meeste in de Tweede Wereldoorlog in die functie ook gevaren hadden en veel hadden meegemaakt. Zoals een van de docenten van onze opleiding opmerkte, na een nieuwsgierige vraag van een student …..” Veel bommen op m’n pet gehad, maar de klep is gelukkig blijven zitten!”
Geen band- of cassetterecorders
Er waren in die tijd geen geschikte band- of cassetterecorders beschikbaar voor onze opleiding. Wij werkten met de ponsbandmachine van de firma Creed. Door de mechanische opbouw van die machines, was hier zeer nauwkeurig de onderlinge afstand tussen de diverse tekens te realiseren.
De machine was het zelfde als de seinmachine waarmee Scheveningen Radio haar in morsecode uitgezonden weerberichten en persuitzendingen verzorgde De snelheid kon worden ingesteld met een mechanische knop op de aandrijfmotor, Governor genaamd. Het staat mij bij dat deze met een daarvoor bestemde stemvork ingesteld moest worden. Alleen de docent had de kennis en het recht, deze Governor op de juiste waarde in te stellen.!!
Radio-Officier tweede klasse
Het morse-examen als onderdeel voor het behalen van de rang Radio-Officier tweede klasse bij de toenmalige PTT Kust- en Scheepsradio te Den Haag, hield vier onderdelen in. Vijf minuten codetekst. Groepen van vijf tekens van alle geleerde morsetekens met een snelheid van 16 woorden per minuut. Daarna vijf minuten verstaanbare tekst met een snelheid van 20 woorden per minuut. Dan seinen, codetekst vijf minuten met een minimale snelheid van 16 woorden en vijf minuten verstaanbare tekst met een minimale snelheid van 20 woorden per minuut.
De examinatoren hanteerden, een ordinaire passer om de onderlinge lengtes van de geseinde tekens en woorden op juistheid te beoordelen.
55 jaar later
Er is weinig of niets in het morseschrift veranderd. De tekens zijn hetzelfde gebleven. Er is er bij mijn weten, één bij gekomen het apenstaartje. Het ch morseteken (vier strepen!) is nu min of meer definitief verdwenen. Maar voor de rest is de internationale morsetaal gelijk gebleven. De Franstaligen hebben nog steeds al hun speciale tekens. luister maar dagelijks op 3881 of 6825 kc/s. Daar wordt door het Franse defensiestation FAV22 nog steeds trainingsuitzendingen verzorgd. Alle tekens inclusief de bijzondere Franse tekens met de diverse accenten!
Of de Japanners hun eigen morse-taal nog gebruiken weet ik niet. In de periode dat ik zeevarend was, werd in onderling verkeer tussen de Japanse schepen en de Japanse kuststations deze code gehanteerd, gebaseerd op de Kata Kana tekens.
En het trainen….???
We gebruiken LCWO, Learn Morse Code Online, de Koch-methode of zoals Just Learn Morse Code. Maar er zijn er nog veel meer programma’s met als doel de morsecode aan te leren. En we hebben nu eenvoudige decodeermogelijkheden. Er zijn diverse voorgeprogrammeerde PIC-controllers in omloop. Met behulp van een Atmega 328-chip, een periferie van wat componenten en een bijbehorend Arduinoprogramma kunnen de meeste tekens worden gedecodeerd.
Ik gebruik de programmatuur van WB7FHC, die ik in nauwe samenwerking met Gerard-PA0CMF heb uitgebreid met de meest voorkomende leestekens. Als grapje en om een en ander exclusief te houden, hebben we ook het officiële SOS-teken toegevoegd. Dus geen afzonderlijke alfanumerieke tekens maar het SOS-teken zoals het officieel wordt gebruikt, namelijk aan elkaar geseind als één morseteken.
Als je dit programma gebruikt sein je in eigen snelheid de letter T (= een streep!!). Aan de hand van de uitgezonden lengte van de streep wordt door de programmatuur de puntlengte vastgesteld. De streep wordt softwarematig door drieën gedeeld. Alles wordt in een fractie van een seconde vastgelegd.
Seinprestaties
Je kunt gaan seinen, de 328 decodeert en geeft jouw seinprestatie van dat moment weer. Een slecht geseind teken, wordt niet herkend en er verschijnt een foutteken op het display. Of er komen letters op het display. Een foutief geseinde V wordt dan bijvoorbeeld weergegeven als een S en een T. Je ziet dus direct op het display wat je fout doet en je kunt het herstellen.
Gebruik je een paddle (single of dual lever), dan worden vanuit de paddle elektronica de strepen en punten op een juiste lengte geseind en weergegeven. De samenstelling van de tekens geeft aan of je inderdaad het gewenste teken correct hebt geseind.
Adviezen
Bij het aanleren van het seinen adviseer ik paddle met, een softwarematig ingestelde, 16-woorden per minuut, 328 chip voorzien van het Arduinoprogramma. Slechts drie weerstandjes en een luidsprekertje en je kunt hiermee perfect het seinen van de morsecode leren. Zonder de tel-methode. Je leert de melodie (toonherkenning) van het geproduceerde teken en je ziet op het display of de melodie overeenkomt met het gewenste teken. Bij zowel code als bij verstaanbare tekst worden ook de gewenste tussenliggende tijdseenheden van een morseteken correct weergegeven. Zo kun je controleren of je regelmatig seint.
Er zijn nog mooiere 328-programma’s op de markt waarbij je van alles met potentiometer-instellingen kunt regelen. Maar neem van mij aan, ga lekker op 16 woorden zitten, en leer met deze snelheid foutloos en regelmatig sleutelen.
Waarom 16 woorden per minuut?
Omdat dit naar mijn mening de snelheid is waarmee standaard QSO’s gedraaid worden. Als je sneller wilt, bezit je meestal voldoende opneemervaring om hogere snelheden te gaan gebruiken. Maar bij training en een eerste praktijk is 16 woorden naar mijn mening voldoende.
Als je de eerste QSO’s hebt gemaakt en je vindt jezelf al een volleerd sleutelaar, ga dan eens verder spelen met hogere snelheden. Zeker voor het UBA-examen zijn hogere snelheden niet noodzakelijk!
Het examen van de UBA is gebaseerd op de praktijk. Persoonlijk vind ik dit voor amateurgebruik een zeer loffelijk streven en een perfecte insteek. Let wel: wij zijn amateurs en geen communicatiespecialisten zoals die nu nog in defensie-omgeving noodzakelijk zijn.
Praktijksnelheid
Nu wij gezegend zijn met allerhande elektronica en bijbehorende softwareprogrammatuur, zijn wij in staat om zeer nauwkeurig, in morse tekenopbouw, hogere seinsnelheden tijdens de training (lees: praktijksnelheid) aan te bieden. Langere tussenpauze waardoor de melodie (de eerder genoemde toonherkenning) herkend wordt en verwerkt kan worden in een tweede handeling. Te weten het ontvangen teken neerschrijven of typen.
De verwerkingssnelheid van al deze handelingen zijn zeer student-afhankelijk. Uitgaande van het feit dat er voldoende motivatie is om het te willen leren, heeft dit alles te maken met de leeftijd en de dagelijkse absoluut noodzakelijke studeermogelijkheden!
Waarom leert de één wel de morsetaal en de andere niet?
Ik heb de laatste tijd veel nagedacht over het feit waarom de één het opnemen sneller leert dan de ander. Tot welke leeftijd leer je het gemakkelijkst, wanneer neemt het af, wanneer lukt het naar oordeel van de cursist, helemaal niet meer? Of toch wel een klein beetje? En op welke wijze kun je als docent die cursist motiveren. Die cursist, waarbij ogenschijnlijk niets meer en daardoor overweegt om af te haken! Alle gemaakte inspanningen ten spijt.
Recent las ik een grappig artikel van een neuroloog. Deze vergeleek het opnamevermogen van een mens met een boekenkast. Volgens zijn visie zijn de hersenen gewoon een kast met boekenplanken. Alle informatie die een persoon interessant vindt wordt opgeslagen in die kast.
Je kunt op deze kennis terugvallen door het juiste boek te pakken en deze te raadplegen. In de loop van de levensjaren ontstaat een zeer uitgebreide boekenkast met heel veel boeken. Let wel: het aantal boekenplanken verschilt per persoon! De een heeft een uitgebreide kast, de ander een wat kleinere. Maar ieder mens heeft een boekkast waarin hij of zij de opgedane kennis in opslaat.
De menselijke boekenkast
Ik veronderstel dat tijdens de circa negen maanden durende opbouw van een menselijk wezen, voor iedereen een eigen boekenkastje, aan de hand van een genetisch bepaalde bouwtekening, wordt samengesteld. Een persoonlijk uniek kastje met een zeer groot aantal, nog niet ingevulde. planken en vakken. Vakken van diverse afmetingen, die dus tijdens de conceptie zijn vastgelegd. Deze zijn domweg genetisch bepaald. Er zijn voor de alpha-gerichte mensen vakken waarin voornamelijk die specifieke alpha-kennis in kan worden opgeslagen. Voor de bèta-gerichte mensen zijn er ook unieke vakken. Maar zo zijn er ook heel veel vakken gemaakt, waarin alle de op dat moment nog niet vastgelegde kennis, tijdelijk kan worden bewaard. Dit zijn vakken voor algemeen gebruik.
Tijdens het leerproces maak je van die kast en die vakken gebruik. Eenvoudig voorgesteld, d’r gaat wat in, het wordt al of niet verder doorgesluisd in die boekenkast op een daarvoor gereserveerde lege plank, of het wordt weer verwijderd.
Interesse en motivatie
En dat is de manier waarop in die grijze massa, zoals ik onze hersenen noem, de morsecode wordt opgeslagen. Als je geïnteresseerd en gemotiveerd bent, ga je die planken in de boekenkast vullen. Maar dan moet er wel plaats zijn op die specifieke plank. Ben je niet geïnteresseerd, dan wordt die informatie direct weer verwijderd. Als dit duidelijk is, is de vergelijking met het aanleren van een code snel gemaakt.
Op jonge leeftijd is het aanleren relatief eenvoudig. Je moet dan wel aan twee voorwaarden voldoen:
- De jeugd moet de schrijftaal voldoende beheersen
- De jeugd moet de interesse hebben om het te leren
Elk morseteken wordt een unieke bladzijde van een samen te stellen boek. Die bladzijde wordt bij het opnemen van dat teken en het vastleggen van dat teken, tijdelijk opgenomen. Bij jonge mensen wordt het een geordende aaneenschakeling van unieke bladzijden in één boek op één plank. Bij mijn training noem ik dit dus het trainen van je grijze massa. Om die massa een onderdeel van een boekenkast te noemen is het een wat tastbaarder begrip!
Wat zijn jonge mensen?
In mijn training benoem ik deze in leeftijd tot 12 jaar als supersnelle leerlingen. Van 12 tot 20 jaar, zeer snelle leerlingen, afhankelijk van de leeftijd wanneer de hormonen gaan opspelen en de interesses gaan veranderen. Van 20 tot 35 jaar, snelle leerlingen met beperkingen. Studie, carrièretijger, huiselijke omstandigheden en dergelijke hebben vaak negatieve invloed op voortgaande morsestudie.
Bij mensen van gevorderde leeftijd kun je dit niet van tevoren stellen. Hoe groot de boekenkast is en of er nog plankruimte over is om een boekje bij te zetten. Mensen met een gevorderde leeftijd zullen vanuit hun mogelijkheden moeten vaststellen of er ruimte is in die boekenkast. Of er wat op een bepaalde plank, met aantekeningen geschoven kan worden, zodat er ruimte ontstaat om er wat bij te leggen.
Uit eigen ervaring
De ervaring leert dat er behoorlijk wat geschoven kan worden, maar er zijn ook kasten die boordevol zitten en waar je de boeken moet opstapelen. Dat zijn vaak rommelige kasten die in de loop van de jaren vol gelegd zijn met allerhande kennis en waar het moeilijker is om een vrije ruimte te vinden.
Bij ouderen moet er een plaatsje worden gevonden in die boekenkast. Dat kost tijd. Veel tijd maar er kan behoorlijk gestapeld en geschoven worden… neem dat van mij aan.
De cursisten die ik een en ander mag aanleren, zijn allemaal erg gemotiveerd. Velen hebben een streefdatum gesteld om aan morse te beginnen. “Als ik met pensioen ben, ga ik me toeleggen op de morse-code. Dat wil ik al zóóóóó lang! ” is een veelgehoorde kreet op de band of tijdens een onderling eye-ball. Helaas, jammer, denk ik dan! Die personen hebben de trein zien komen, de trein stopte en ging weer verder. Zij zijn op dat moment vergeten op te stappen!
Laatkomers
Zij zijn erg laat. De genoemde boekenkast is inmiddels behoorlijk stoffig geworden, maar die kun je altijd afstoffen! En de planken opgeruimd. De absoluut noodzakelijke dagelijkse studietijd ontbreekt bij velen. In het begin van de training is men dolenthousiast, maar drive de dagelijkse noodzakelijke discipline om een kwartier tot een halfuur te oefenen, ontbreekt meestal al na enige weken.
Je moet namelijk de discipline opbrengen om zowel in de ochtend als in de avond zeker een kwartier te oefenen. Elke dag op een vaste tijd twee keer 15 minuten de koptelefoon op, en intensief luisteren en neerschrijven wat je hoort.
Een idee…?? geef jezelf een beloning!
Na een vijf dagen gedisciplineerd trainen, geef je jezelf in het weekeinde twee rustdagen. Dat is in het begin een verademing! Maar de week daarop wel weer in dezelfde cyclus, gedisciplineerd trainen. Week in, week uit.
Wie die activiteit elke dag op een vaste tijd weet in te plannen, bijvoorbeeld na het ontbijt en na het avondeten.
Dreams don’t work, unless you do..!
Een bijkomend probleem is ook bij iedere cursist herkenbaar. En dat is de noodzakelijke verwerkingstijd van het gelijktijdig herkennen en opschrijven van een bekende melodie. Dat kan bij bepaalde snelheden niet meer gehaald worden.
Daarbij zijn er ook cursisten die niet of nauwelijks meer kunnen schrijven! Stramme en dikke vingers, vervormingen vanwege artrose. Dat komt door specifieke werkzaamheden, handen gevormd tot kolenschoppen, die nauwelijks een pen normaal kunnen vasthouden. Enfin noem maar op.
Ik adviseer dan nadrukkelijk een keyboard van de PC te gebruiken om de tekens leesbaar neer te zetten. Er worden wat extra vaardigheden gevraagd, maar het bijkomende voordeel is, dat je nu ook het gebruik van het toetsenbord leert! Lekker met twee vingers typen. Typen zoals een politieagent zeg ik altijd gekscherend!
Latente kennis
Er zijn amateurs die in hun jonge jaren de morsecode hebben geleerd, maar door omstandigheden er niets meer aan hebben kunnen doen. Die personen zijn bij mij de graag geziene cursisten. Latent is bij die personen nog heel wat blijven hangen. En met oefening poets ik die planken in hun grijze massa wel weer een beetje open. Zet ze zorgvuldig in de antiekwas. En zie na verloop van tijd het resultaat. De melodieherkenning wordt weer een parate kennis.
Wat is dan de ideale leeftijd om aan te vangen met het eigen maken van de morsecode? Als er voldoende motivatie en de wil er is, vanaf de leeftijd dat men leesbaar kan schrijven, tot en met een leeftijd van tussen de 40 en 50. Daarboven wordt het moeilijker en moet je als cursist voldoende vrije tijd (lees discipline) hebben om te oefenen.
De leercurve
Als ik de leercurve bezie, overdenk ik wel eens: tot een jaar of twintig gaat het lekker en gemakkelijk. Daarna gaan andere interesses de overhand krijgen. Je bent met veel interessantere dingen bezig. Dan krijg je een periode van circa 35 tot 45, waarin de interesses gelijke tred houden en er meer studiemogelijkheden zijn. Maar daarna wordt het aanleren steeds lastiger. Eerlijk is eerlijk, boven de vijftig wordt er veel extra inspanning van je verwacht om als je je de melodieherkenning eigen wilt maken.
Het rangschikken de van de persoonlijke boekenkast is altijd mogelijk, programmaatjes ten spijt…. Je moet in aanvang de kennis jezelf aanleren.
Dat kost aanzienlijk veel tijd. Maar, heb je de kennis opgeslagen, dan zijn de heden ten dage verkrijgbare decodeerprogramma’s een schitterend hulpmiddel. Zeker bij hoge contest-snelheden, waarbij maar een paar tekens opgenomen hoeven te worden. Het is dan het heerlijk om op het scherm mee te kijken, of de door jouw ontcijferde tekens overeenkomen met de door de computer gedecodeerde tekens.
Zelfverrijking
Door je verkregen kennis, kun je ook de foutief genomen tekens op de juiste manier corrigeren. Het is ook een genot en een enorme zelfverrijking, om op 80, 40, en de 30-meter band in het bijzonder, met laag aangeleerde snelheid, je eerste CW- QSO’s te maken.
Wat is het niet bijzonder. Intiem, vanuit je spaarzaam verlichte shack. Jij alleen, met je tegenstation. Een één-op-één-gesprek, dat niet of nauwelijks afgeluisterd kan worden. Dit is voor wie deze nieuw aangeleerde taal beheerst een uniek gevoel wat jij alleen kunt aanvoelen omdat je deze taal hebt aangeleerd.
Er zijn vele spreekwoorden die de lading dekken, maar het kunnen en kennen begint helemaal bij jezelf.
Winners never quit and quitters never win
Een artikel van Hans van der Pennen PA3GXB – Electron April 2020
Foto’s: S.H.M.R.H. (Stichting Historisch Materiaal Radio-Holland)