Hoe zit dat nu met al die verschillende coaxpluggen?

In het voorjaar kon ik twee bijzondere, professionele ontvangers kopen: een Icom

R-9000 (van 100 kHz tot 2 GHz doorlopend) en een Rohde & Schwarz EK090 (van 10 kHz tot 30 MHz doorlopend). Om iets te kunnen beluisteren moet er natuurlijk een antenne op aangesloten worden. Aan de achterkant zit dan ook een hele verzameling aansluitingen (foto), maar allemaal niet geschikt voor de vertrouwde standaard UHF-type PL-259 plug, waarmee mijn antennekabels mee zijn uitgerust. Hoe zit dat nu met al die verschillende coaxpluggen?

Onze dumpspullen van vroeger hadden weliswaar veel pluggen, maar de antenne werd gewoon met een banaanstekkertje aangesloten. Of er zat een porseleinen voetje met vleugelmoer op, allemaal heel eenvoudig. En het werkte ook allemaal. Nu had men in de tijd natuurlijk ook minder coaxkabel, de antennes hadden open voedingslijnen of waren gewoon eindgevoede draden. Coaxkabel, of concentrische transmissiekabel, was er al voor de Tweede Wereldoorlog, maar er zullen weinig amateurs zijn geweest die van deze (dure) voedingskabel gebruik hebben gemaakt. In de ARRL handboeken van 1939 en 1947 is over coaxkabel en pluggen nog niets te vinden. Pas in het handboek van 1956 vond ik iets over coaxkabel en een daarvoor geschikte plug van Amphenol.

De ontwikkeling van een passende manier om coaxkabels aan te sluiten kwam pas op gang tijdens de oorlog, toen er veel vraag was naar UHF aansluitingen, in het bijzonder voor de radartoestellen van toen. Dat resulteerde in de een plug die men de UHF connector noemde, want hij was in de eerste plaats bedoeld voor “hoge” frequenties boven de 30 MHz. Ultra High Frequency was in die jaren anders dan nu, bij 50 MHz begon al een héél hoge frequentie te worden. De “UHF” plug is tot op de dag van vandaag gebleven en heet officieel PL259 (SO-239), oneerbiedig ook de “piratenplug”.

Op professionele ontvangers zul je ze niet gauw aantreffen. Op de Icom zit voor HF nog een SO-239 voor HF, voor VHF en UHF zijn er twee N-aansluitingen. Op de R&S zitten alleen maar BNC-connectoren. Waarom geen PL (SO) aansluiting vraag je je dan af. Voor de ervaren zendamateur zal het wel gesneden koek zijn, maar ik moest er toch voor in de boeken duiken.

De PL-plug: op zich een prima coax connector als je tenminste niet voor een dubbeltje op de eerste rang wilt zitten: goedkoop is duurkoop! In de eerste instantie geschikt voor HF en ook een beetje voor 50 en 144 MHz. Wat gaat er dan mis op deze frequenties? De PL plug is namelijk geen 50 ohm. De diameter van de binnen- en buitengeleider leveren een impedantie op van 35 ohm, waardoor een aanzienlijk verlies ontstaat bij de hogere frequenties, zeker boven de 400 MHz. Ook mechanisch kan er van alles mis gaan met onze PL pluggen en het chassisdeel SO-239! Bijvoorbeeld de perfecte aansluiting van het scherm van de coaxkabel is volledig afhankelijk van de schroefverbinding. Als de plug niet stevig is aangedraaid of heeft losgelaten door trillingen, dan is er al snel sprake van een slechte antenneaansluiting en dito SWR.

Vooral de goedkope pluggen schroef je niet lekker dicht. Om nog maar niet te spreken van het goedkope isolatormateriaal in de plug, dat wegsmelt als je het stekertje te heet stookt bij het solderen. Bij het vaste deel, de SO-239, gebeurt het wel eens dat er te weinig druk staat op het PL mannetje, de veerdruk is gewoon onvoldoende, er ontstaat ruimte tussen steker en huls, het resultaat is weer een slechte antenneaansluiting en SWR. Kortom, de PL plug is eigenlijk niet meer dan een veredelte banaansteker en als zodanig niet echt geschikt voor frequenties boven de 30 MHz. Op HF gaat het allemaal prima, maar VHF en hoger vraagt andere oplossingen.

Wat zijn de alternatieven? Een skala van geheimzinnige codes dient zich aan: N, C, BNC, TNC, SMA, SMB of SMC. Al deze connectoren zijn ontwikkeld om de impedantie van de kabelverbinding op 50 ohm te houden en onnodig verlies te vermijden. In het Bell-laboratorium ontwierpen de heren Paul Neil en Carl Concelman de N en C connector. Niets geheimzinnigs dus aan de N (van Neil) of C (Concelman) plug! De samenwerking van beide heren resulteerde later in een N-connector met bajonetaansluiting, de BNC (B voor bayonet), gevolgd door een soortgelijke plug met een schroefdraad, de TNC (T voor threaded). Het toenemende gebruik van mircowave toepassingen vroeg om nieuwe stekers, daarvoor werden de subminiatuur connectoren ontwikkeld: SMA, SMB of SMC. Al dit soort connectoren hebben een aparte huls voor het scherm van de coaxkabel om de impedantie precies op 50 ohm te houden.

Als je van die mooie ontvangers in huis hebt, wil je er natuurlijk ook naar luisteren. Nu heb ik een discone antenne van AOR, die loopt van 25 MHz tot 2 GHz. Bij de antenne wordt een standaardlengte hoogwaardige RG58 kabel geleverd, fabrieksmatig voorzien van pluggen, aan de antenne kant een TNC en aan de ontvangkant een BNC. Hoe sluit je die nu aan op een N-chassisdeel als je de juiste verloopsteker niet hebt en je de mooie fabrieksplug niet van de kabel wilt knippen? Gelukkig zijn er allerlei verloopstekers, van PL naar N, van BNC naar PL, van BNC naar N en ga zo maar door. Iedere steker zal wel de nodige dB’s aan verlies opleveren. De passende verloopsteker ontbrank helaas, dus moest er voor het aansluiten van de antenne een hele rits stekers aan elkaar worden geknoopt (zie foto). Eerst een verloopsteker van N naar PL, vervolgens een snoertje met twee PL pluggen, dan een verloop van PL naar BNC (female), vervolgens een koppelstuk van 2 x N (male) en tenslotte de antenneplug, BNC (male). Het blijft tenslotte experimenten, nietwaar?

Op de EK090 ging het wat gemakkelijker, met de wel aanwezige verloopsteker BNC naar PL. De kortegolf beluisteren op een Rohde &Schwarz Überwachungsempfänger is toch effe anders dan een Yuasu transceivertje….zeker ’s avonds op 40 meter (noot voor Bas: je hebt geen verzwakker nodig, old man). Ik ken ook een amateur die consequent van alle nieuwe aankopen het SO-239 chassisdeel afsloopt en vervangt door een N-chassisdeel. Dit lijkt me voor HF wel een beetje overbodig, maar wel effectief. Voor de bekende Bird wattmeter kun je voor alle connectortypes een apart chassisdeel kopen en gemakkelijk omwisselen. De meter is standaard uitgerust met N-chassisdelen, maar ik gebruik zelf daar ook een verloopsteker voor, van N naar PL.

Succes met de pluggen, het blijven lastige dingen!

73,

Hans PA0HRM

 

Dit is een herdruk van PSE QSL bericht 27 zoals ooit in het blad Twente Beam van VERON afdeling Twente verschenen.